BBQ

Er hingen nog geen achttien jassen aan de kapstok, en hoewel het een zonnige dag was waardoor men minder jassen kon verwachten, bleek het kantoor toch redelijk onderbezet te zijn. Ik vond dit soort vrijdagen wel lekker, want je kon ongestoord doorwerken aan een stuk. Tegen de middag had ik echter behoefte aan een gesprek en toen bedacht ik me; de secretaresses zijn altijd wel in voor een praatje.

‘Bijna tijd hé, ga je nog wat leuks doen dit weekend?’ vroeg ik belangstellend.

‘Oh, dat weet ik nog niet, dat hangt af van het weer, maar ik wil wel barbecueën.’ Ik zei dat ik op mijn IPhone had gekeken en dat de weersvoorspelling niet zo goed was. Ik wilde geen roet in het eten gooien, maar het zou achttien graden worden, met veel bewolking.

‘Oh is dat echt zo?’ antwoordde ze, en ze checkte het weerbericht op haar computer.

‘Tja je hebt gelijk’ zei ze beduusd. Ze herpakte zichzelf redelijk snel en zei:

‘Maar ik laat mijn plannen niet in de war gooien, ik ga toch barbecueën.’

‘Groot gelijk’ antwoordde ik.

Omdat ik nog niet genoegd slap geluld had – we waren immers pas bij het weer aanbeland – vroeg ik haar of ze groentespiesjes ging maken.

‘Nee, veel vleesspiezen. Maar we doen er wel stukjes ui en paprika tussen.’ Ik zei maar niet dat een vegetarische vriendin van mij het barbecueën van vlees vergeleek met het naspelen van Dachau maar dan met dieren. In plaats daarvan vroeg ik naar het soort barbecue dat ze gebruikte.

‘Gebruik je een elektrische, houtskool, een wegwerp barbecue, en waarom heb je daarvoor gekozen?’ Ze antwoordde:

‘Nou, dat is wel grappig, ik heb een elektrische barbecue, en die heeft mij gekozen.’ Geïntrigeerd vroeg ik haar hoe het kwam dat een niet-levend product haar toch had gekozen.

‘Nou ja, ik koop regelmatig mijn vlees bij dezelfde keurslager, en daar spaar ik vleespunten. Nu had ik al twee jaar punten gespaard, en dan kan je toch een leuk product uitkiezen. Ze hebben messen, waterkokers en blenders. Ik hoefde maar 70 Engelse pond bij te betalen, en toen kon ik deze mooie elektrische barbecue kopen.’ Ik vroeg haar of ze de rooksmaak dan niet miste, nu ze een elektrische barbecue had.

‘Ja, dat wel’ verzuchtte ze, ‘dat wel.’ Om haar op te beuren zei ik:

‘Rook op je vlees is wel ongezond. Maar als je de rooksmaak mist, kan je altijd nog even een wegwerpbarbecue kopen, voor een keertje.’ Ze schudde haar hoofd en zei dat ze dat zonde vond.

‘Tja dat begrijp ik ook wel’ zei ik inschikkelijk. Om het gesprek gaande te houden, voegde ik daaraan toe:

‘Ik heb geen barbecue want daar heb ik geen ruimte voor, maar mijn ouders in

Nederland hebben een Weber barbecue, die is ook goed.’

‘Ja dat weet ik’ zei ze.

‘Ik heb ooit een Weber barbecue gekregen voor mijn verjaardag, van mijn ex-vriend.’ Ik voelde nattigheid, want het ging nu over de ongelukkige thuissituatie, en ik baalde dat een gesprek dat begonnen was over het weer, nu dreigde te eindigen in persoonlijke malaise. Ze vervolgde haar verhaal:

‘Toen het uitging met mijn vorige vriend, moest ik verhuizen naar een klein flatje.’ Ik zag haar al helemaal voor me zitten in een grijze kleine flat op driehoog achter, waar ze het toch nog gezellig probeerde te maken met een kamerplant.

‘Maar mijn ex-vriend had het heel slim gespeeld, want toen ik ons huis verliet, stond hij voor mijn barbecue. Ik had hem niet gezien, want de barbecue was zwart, en hij stond er pontificaal voor.’ Ik bedacht me dat iemand wel heel uitgekookt moest zijn om een barbecue die je voor iemands verjaardag hebt gegeven te verdoezelen door ervoor te gaan staan. Wat dat betreft was de secretaresse beter af zonder die vent. Ik probeerde de situatie te vergoelijken door deze vondst van een vrijdagmiddagzin:

‘Maar ja, een barbecue met een geschiedenis, daar knap je ook niet van op.’

De secretaresse beurde op:

‘Klopt, dat is ook waar. En ik mis hem ook niet hoor, die barbecue, en die man ook niet.’ We lachten wat ongemakkelijk, tenminste ik voelde me ongemakkelijk, zij lachte gewoon.

‘Ja ik heb nu een leuke man.’ Positief eindigen dit gesprek, dacht ik in mezelf, doe dit positief. Ik antwoordde met:

‘Mooi zo, en je hebt ook een mooie elektrische barbecue nu. En als je je verveelt dit weekend kan je nog altijd een Weber kopen. Tenminste, hebben jullie daar ruimte in de tuin voor?’ Dat had ze zeker, dus misschien ging ze toch nog naar het tuincentrum voor een tweede barbecue. Dat vond ik een mooi einde van het gesprek, en ik putte er enige trots uit dat ik weer iemand naar een tuincentrum had.